-
1 scatter
n. verstrooiing, verspreiding, verdrijving; kleine hoeveelheid; overschot aan reclametijd op televisie (na eerste verkoop voor het seizoen)--------v. uitspreiden; uitzaaien; verspreidenscatter1♦voorbeelden:————————scatter2♦voorbeelden:scatter over • uitstrooien over -
2 index
-
3 evolution
n. evolutie, ontwikkeling, groei[ ie:vəloe:sjn]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; vaak meervoud〉 -
4 reflection
n. weerspiegeling; spiegelbeeld; idee; gedachte; schuld; weerkaatsing♦voorbeelden:on reflection • bij nader inzienwithout reflection • zonder nadenkencast reflections (up)on • bedenkingen hebben bij -
5 accelerator
n. gaspedaal (het pedaal dat benzine toevoert in een auto), (in computers) een computer kaart die help om de computer of het scherm sneller te laten werken[ əkselləreetə] -
6 coherent
adj. konsekwent[ koohiərənt] 〈zelfstandig naamwoord: coherence〉 -
7 cohesion
-
8 energy
n. energie; kracht[ ennədzjie] 〈meervoud: energies〉♦voorbeelden:devote all one's energies to • al zijn krachten wijden aan -
9 hole
n. gat; hol--------v. gaten makenhole1[ hool] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:5 in a hole • in het nauw, in de knel→ square square/————————hole2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 een gat/opening maken in ⇒ doorboren2 in een gat plaatsen/slaan 〈 bijvoorbeeld bal〉 -
10 impenetrable
adj. ondoordringbaar[ impennitrəbl] 〈zelfstandig naamwoord: impenetrability〉♦voorbeelden: -
11 inert
-
12 inertia
-
13 lens
-
14 moderator
n. moderator, tussenpersoon, scheidsrechter; (in computers) kontroleur, moderator[ moddəreetə] -
15 ray
-
16 relativity
n. relativeit, betrekkelijkheid[ rellətivvətie]♦voorbeelden: -
17 unstable
adj. onstabiel[ unsteebl]♦voorbeelden: -
18 velocity
-
19 diffuse
adj. verspreid, verstrooid--------v. verspreiden, uitstorten, uitgieten; doordringen in (v.vloeistoffen, gassen)diffuse1[ difjoe:s] 〈bijvoeglijk naamwoord; diffuseness〉————————diffuse2[ difjoe:z]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 heavy
adj. zwaar; moeilijk--------adv. zwaar--------n. De rol van de slechte, slecht (bij theater); Invloedrijk persoonheavy1————————heavy2[ hevvie] 〈bijvoeglijk naamwoord; heaviness〉2 zwaar ⇒ hevig; aanzienlijk7 streng♦voorbeelden:1 a heavy fog • een dichte/zware mistheavy industry • zware industrieheavy with • zwaar beladen metheavy with child • hoogzwangerheavy with the smell of roses • doortrokken van de geur van rozenheavy necking/petting • stevige vrijpartijheavy seas • zware zeeëna heavy sleeper • een vaste/diepe slaperheavy traffic • druk/zwaar verkeer; vrachtverkeera heavy turnout • een grote opkomstwith a heavy hand • met ijzeren handmake heavy weather of something • moeilijk maken wat makkelijk is————————heavy3〈 bijwoord〉1 zwaar♦voorbeelden:lie heavy • zwaar wegen/drukken
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский
ook natuurkunde
Страницы